Aan het einde van de 18e eeuw, heeft een Amerikaanse kunstenaar een nieuwe vorm van glasbewerking uitgevonden. Louis Comfort Tiffany (1848-1933), ontwikkelde een techniek waarbij er kleine stukjes glas aan elkaar kon worden gezet doormiddel van koper. Het resultaat zorgde voor een onuitwisbare indruk. Het heeft veel weg van het glas-in-lood, het Tiffany glas is ten opzichte van het glas-in-lood veel gedetailleerder.
Des ondanks dat het glaswerk veel lijkt op het glas-in-lood, wordt het op een andere manier gemaakt. Het glas-in-lood wordt bijeen gehouden door een loden constructie. Hierdoor kan dit minder gedetailleerd gemaakt worden. Tiffany bestaat uit kleine geknipte en geschuurde stukjes glas dat wordt omhuld door koperfolie.